De zaterdagochtend is onder alle omstandigheden het beste dagdeel van de week. Zelfs als je zes dagen afwas weg moet werken. Terwijl ik het bestek afdroog hoor ik gerommel bij de brievenbus en aansluitend:
Plof.
Vandaags NRC (lekker dik, maar niet zo vervelend dik als de Volkskrant op zaterdag) valt op de mat. Ik hoef me geen zorgen te maken dat ik in een gat val als de vaat af is. Tevreden droog ik verder en dan hoor ik weer:
Plof.
Nog een krant, identiek aan het eerste exemplaar. Ik moet denken aan de economieles over het afnemend grensnut. Twee NRC's betekenen geen dubbel plezier en ik besluit er een bij de bovenbuurvrouw door de bus te doen.
Nog vóór ik het aanrecht heb drooggemaakt, gaat de bel. Ik kijk verwachtingsvol door het hoge raampje van de voordeur, maar zie niemand staan. Het moet een heel klein iemand zijn die op bezoek komt. Ik open de deur en voor mij zit een dikke neger op een brommer. Hij heeft een pukkel op zijn wang, een droevige blik in zijn ogen.
- Heeft u twee kranten gekregen? vraagt hij.
- Jaaa, antwoord ik een beetje paniekerig. Maar de tweede heb ik bij de buurvrouw door de bus gedaan.
Zijn blik wordt nog wat treuriger. Hij heeft een geplastificeerd vel met straatnamen en nummers in zijn hand. Zijn brommertassen hangen er leeg bij.
- Kom je er één tekort?
Hij knikt. Ik bel aan bij de buurvrouw, maar ze is niet thuis. Is dit mijn schuld? vraag ik me af. Ik kijk naar de figuur op de brommer, loop naar binnen en pak mijn eigen krant.
- Neem deze maar weer mee, zeg ik, ik lees hem wel op internet.
Maar hij wil hem niet aannemen. Hij rijdt wel terug, zegt ie. Er zijn er genoeg. Echt niet? Echt niet. Waarom blijft ie dan zo treurig kijken? We groeten, ik sluit de deur. Ik voel me moe en plof nu zelf neer. Mijn oog valt op de krant van gisteren: Madame Bovary wordt gefeliciteerd met 150ste verjaardag. Dat kan geen toeval zijn. En met een schok schiet het besef door me heen: die neger, c'est moi.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten