- Vindt u het goed als ik naast u kom zitten?
We zijn bij Haren. Een hoogbejaarde dame en een koffer op wieltjes staan in het gangpad. Ze is net ingestapt. Ik schuif een stoel op en sla uitnodigend op de vrijgekomen plek.
- Speciaal voor u voorverwarmd.
Mevrouw is 85. Haar kinderen hebben besloten dat ze niet meer mag autorijden, daarom zit ze in de trein. Eerst was ze het er niet mee eens, maar een beetje kletsen met medereizigers is ook gezellig. Ze heeft veel van de wereld gezien vroeger, alle continenten bezocht.
- Zijn we al bij Meppel?
- Nee dit is Assen.
- Weet u het zeker? Ik ben een ervaren reiziger hoor, ik ben ooit met de trein naar Peking geweest.
- Ik weet het zeker.
- En Meppel is nog niet geweest?
- Nee.
- Waar moet u heen?
- Naar Dieren.
- Ah, mooie omgeving.
Mevrouw haar vader was schaatsenslijper. En vroeger had je nog echte winters hè. Ze woonden in Drachten en als ze naar haar grootmoeder in Akkrum wilde, schaatste ze zo de achterdeur uit. En-dat-kon-elleke-winter.
- Van Drachten naar Akkrum op de schaats zonder te klunen?
- Ja hoor, en weer terug ook. Vroeger hoefden we nooit te klunen. Is dit Meppel?
- Nee, Beilen.
- Waar gaat u heen?
- Dieren.
- Ach natuurlijk, dat had ik al gevraagd.
Haar man is nu al 17 jaar dood. De eerste jaren waren zwaar geweest, maar ze raakte eraan gewend. Aad kwam wel eens langs, zijn vrouw was ook overleden. Het was wel gezellig, samen koffiedrinken. Op een gegeven moment deed hij haar een voorstel. "Wat bedoel je daar precies mee, Aad?" had ze gevraagd. Aad wilde samenwonen. Maar zij hoefde geen kerel meer tussen de lakens, want dat is toch wat ze willen. Dat hoofdstuk is klaar. Aad had haar bedankt voor haar duidelijkheid en had enkele maanden later een andere vriendin. Als ze hen tegenkomt trekt hij lachend een lange neus naar haar. Dan moet ze ook lachen.
- Meppel?
- Nee Hoogeveen.
- Waar gaat u heen?
- Dieren.
- Och ja, dat was ook zo.
En ja, wat is er verder nog. Ze woont nog op haarzelf, maar de kinderen hebben haar alvast ingeschreven bij een verzorgingshuis in Steenwijk. Hopelijk kan ze ooit nog een keer schaatsen, maar de heupen doen het niet goed meer. Wandelen gaat ook niet zo gemakkelijk. Als het apparaat hapert is er niet veel meer aan.
- Alles gaat voorbij, zeg ik misplaatst berustend. U heeft mooie dingen om op terug te kijken.
- Maar het gaat zo snel.
- Zeker, we zijn nu bij Meppel.
- Meppel?
- Hier moet u er toch uit?
- Ja, bedankt. Ah, ik zie mijn schoonzoon al. Waar moet u heen?
- Dieren. Ik hoop maar dat ik ook word opgehaald.
- Vast wel. Ik vond het gezellig. Tot ziens
- Ik ook. Tot ziens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten