Coco neemt de telefoon niet op, de afwas is gedaan, de gratis krant die ik vanmiddag in de stad heb gekregen is van gisteren: er is niets wat mij nog belet om aan het werk te gaan. Ik hoef maar een paar dingen te doen. Het zijn helemaal geen nare dingen. Als ik ze heb gedaan kan ik lekker gaan slapen, of op zijn minst lekker liggen en naar de conversatie van de buren luisteren. Bovendien heb ik dan morgen een ontspannen werkdag.
Maar ik doe het niet. Ik ga niet in de slag. Ik-kan-het-niet. Ik heb het niet in me. Als ik er alleen al aan denk, stroomt er iets door mijn aderen en dat tintelt heel onaangenaam.
Vreselijk onvolwassen, maar wat doe je er aan?
De mensheid is te verdelen in twee groepen: zij die hun taakjes direct uitvoeren en zij die uitstellen en haastig iets in elkaar flansen op het moment dat ze er echt niet meer onderuit kunnen. Ik denk dat op deze tweedeling weer een andere tweedeling is terug te voeren: zij die succes hebben en vertrouwen wekken en zij die veroordeeld zijn tot levenslang emmeren. Ik zit helaas in groep 2.
Toch leveren mensen uit groep 2 niet altijd slecht werk. Terwijl zij hun oksels scheren, weblog schrijven, een meesterwerk lezen, zijn zij wel degelijk bezig met dat wat ook nog moet. Als zij tot uitvoering overgaan komt het er als een eruptie uit.
Groep 2 mensen lopen altijd met wat extra spanning en alertheid rond: er moet nog wat gebeuren immers. Daardoor komen zij tot meer, want niet alleen vervullen ze heus wel hun taken, zij doen ook nog al die andere dingen om het verrichten van werk te
kunnen uitstellen. Groepéners daarentegen, schrijven meteen die brief of mail, bellen dat bedrijf, bestuderen dat
hoofdstuk, om daarna direct in te storten. Het zijn die mensen die ik levenloos voor de buis zie hangen, terwijl ik een belangrijke wandeling aan het maken ben. Niks om jaloers op te zijn.
donderdag, juni 21, 2007
dinsdag, juni 12, 2007
Die Hölle der Anderen
Bestaat de zitkuil nog? Het ideale middel om je tuin hoger te maken, je nek te breken, een ongewenst zwembad te creëren. Onze buren hadden vroeger een zitkuil en ik was daar wat jaloers op, simpelweg omdat we zelf geen zitkuil hadden.Wij hadden gras in het midden en plantjes en bloemetjes aan de zijkant. Later hadden we ook geen gras meer.
Maar dit allemaal terzijde. Vanavond liep ik door een nieuwbouwwijk en daar zag ik allerhande tuintjes in aanbouw. Jonge vaders in de weer met coniferen, terrastegels en grasplaggen (gras wordt allang niet meer ambachtelijk gezaaid) om hun eigen aandoenlijke idylle te scheppen. Vanaf één van die postzegels hoor ik een man het volgende vraagstuk aan zijn prepuberale zoon (of neef of pleegkind, maar ik durf er vergif op in te nemen dat het zijn zoon was) voorleggen:
- Ik hebt een strook van 100 meter. Op meter 5 zet ik een conifeer en daarna om de tien meter één. Hoeveel coniferen heb ik nodig?
- Honderd?
- Neeeeh
De man stelt zijn vraag opnieuw, nu ietsje ongeduldiger.
- Vijftien?
Op dat moment besluit moeder zich in het gesprek te mengen. Zij is pas echt ongeduldig:
- Op meter vijf zet je je eerste conifeer op meter 95 je laatste. Hoeveel meter heb je over aan de buitenkanten?
- Tien.
- Precies. Dus je houdt 90 meter over. Hoeveel is 90 gedeeld door 10?
- Negen.
- Hèhè, was dat nou zo moeilijk?
Nee, dacht ik, terwijl ik de nieuwbouwwijk achter me liet, ik heb het niet zo slecht in mijn veredelde stacaravan met overwoekerd plaatsje. Het kan heus beter, maar het kan ook vele malen beroerder. Morgen ga ik een wandeling maken in het Oosterpark.
Maar dit allemaal terzijde. Vanavond liep ik door een nieuwbouwwijk en daar zag ik allerhande tuintjes in aanbouw. Jonge vaders in de weer met coniferen, terrastegels en grasplaggen (gras wordt allang niet meer ambachtelijk gezaaid) om hun eigen aandoenlijke idylle te scheppen. Vanaf één van die postzegels hoor ik een man het volgende vraagstuk aan zijn prepuberale zoon (of neef of pleegkind, maar ik durf er vergif op in te nemen dat het zijn zoon was) voorleggen:
- Ik hebt een strook van 100 meter. Op meter 5 zet ik een conifeer en daarna om de tien meter één. Hoeveel coniferen heb ik nodig?
- Honderd?
- Neeeeh
De man stelt zijn vraag opnieuw, nu ietsje ongeduldiger.
- Vijftien?
Op dat moment besluit moeder zich in het gesprek te mengen. Zij is pas echt ongeduldig:
- Op meter vijf zet je je eerste conifeer op meter 95 je laatste. Hoeveel meter heb je over aan de buitenkanten?
- Tien.
- Precies. Dus je houdt 90 meter over. Hoeveel is 90 gedeeld door 10?
- Negen.
- Hèhè, was dat nou zo moeilijk?
Nee, dacht ik, terwijl ik de nieuwbouwwijk achter me liet, ik heb het niet zo slecht in mijn veredelde stacaravan met overwoekerd plaatsje. Het kan heus beter, maar het kan ook vele malen beroerder. Morgen ga ik een wandeling maken in het Oosterpark.
maandag, juni 11, 2007
leren jack, bontkraag en sjaal
Iedereen die ons kent zal het beamen: wij Droevees zijn geen klagers maar dragers.
Band lek? Ha fijn, een praktisch karwei waar wij toe in staat zijn.
Bus gemist? Lekker wachten in het café op de volgende.
Wasgoed natgeregend? Daar wordt het lekker zacht van.
Ons hoor je niet. Wij zien er het positieve van in. Zo zijn wij met ons nimmer aflatende optimisme vaak een steun en soms een bron van ergernis voor onze directe omgeving.
Maar nu...deze hitte.
Hier kunnen we niets mee aanvangen. Wij houden van zon en van buiten zijn, maar niet als we er hoofdpijn van krijgen. Wij houden best van pian-piano, maar niet als het ons van boven wordt opgelegd. Ik snap zo goed waarom er niets van de grond komt in de warme landen: het is er gewoon te warm.
Met een uiterste krachtsinspanning waadde ik vanmiddag door het smeltende asfalt naar de winkel om een krant te kopen. Altijd handig als waaier, zo'n groot oppervlak van papier. Ik heb er zelfs nog wat in gelezen, tot pagina 3. Daar werd mijn aandacht getrokken door deze foto van de bevrijde gijzelaars in de Punt.
Dit vond dus plaats precies 30 jaar geleden. Toen liepen ze er zó bij op 11 juni.
Band lek? Ha fijn, een praktisch karwei waar wij toe in staat zijn.
Bus gemist? Lekker wachten in het café op de volgende.
Wasgoed natgeregend? Daar wordt het lekker zacht van.
Ons hoor je niet. Wij zien er het positieve van in. Zo zijn wij met ons nimmer aflatende optimisme vaak een steun en soms een bron van ergernis voor onze directe omgeving.
Maar nu...deze hitte.
Hier kunnen we niets mee aanvangen. Wij houden van zon en van buiten zijn, maar niet als we er hoofdpijn van krijgen. Wij houden best van pian-piano, maar niet als het ons van boven wordt opgelegd. Ik snap zo goed waarom er niets van de grond komt in de warme landen: het is er gewoon te warm.
Met een uiterste krachtsinspanning waadde ik vanmiddag door het smeltende asfalt naar de winkel om een krant te kopen. Altijd handig als waaier, zo'n groot oppervlak van papier. Ik heb er zelfs nog wat in gelezen, tot pagina 3. Daar werd mijn aandacht getrokken door deze foto van de bevrijde gijzelaars in de Punt.
Dit vond dus plaats precies 30 jaar geleden. Toen liepen ze er zó bij op 11 juni.
donderdag, juni 07, 2007
éen, twee, drie in godsnaam
Ben je een keer vroeg gaan slapen, word je midden in de nacht zwetend wakker met een misselijkmakende misselijkheid. Naar de wc dan maar.
Hel over, wacht....
Niks.
Hel nogmaals over.
Weer niks.
Terwijl deze houding boven deze wc zelfs zonder het initiële onbehagen al voldoende zou moeten zijn.
Hé, daar komt iets.
Nee toch niet, alleen maar meer zweet.
De kille tegels doen zeer aan je knieën en je weet: je moet het doen, anders wordt het een eindeloos geloop van bed naar toilet, overhellen, wachten en toch weer niets.
Maar het is zo’n troosteloos gebaar. En al kijkt er niemand, je bent er zelf wel bij. Teiltje naast het bed? Nee, daar moet je morgen weer in afwassen.
Nou hop dan maar. Er moet geslapen worden immers. De eerste twee keer brengt het schokkende lichaam alleen speeksel voort. Je kijkt naar je glimmende babyknuistje. Nee, dit is echt niet leuk en dan ga je ook nog dood ooit.
En dan komt het gelukkig. Met ongekende kracht gutst je avondmaal door de nacht. Opgelucht en ontredderd kijk je naar het resultaat. Je herkent de afzonderlijke ingrediënten van de met zorg klaargemaakte salade en je vraagt je af: kauw ik dan zó slecht?
Hel over, wacht....
Niks.
Hel nogmaals over.
Weer niks.
Terwijl deze houding boven deze wc zelfs zonder het initiële onbehagen al voldoende zou moeten zijn.
Hé, daar komt iets.
Nee toch niet, alleen maar meer zweet.
De kille tegels doen zeer aan je knieën en je weet: je moet het doen, anders wordt het een eindeloos geloop van bed naar toilet, overhellen, wachten en toch weer niets.
Maar het is zo’n troosteloos gebaar. En al kijkt er niemand, je bent er zelf wel bij. Teiltje naast het bed? Nee, daar moet je morgen weer in afwassen.
Nou hop dan maar. Er moet geslapen worden immers. De eerste twee keer brengt het schokkende lichaam alleen speeksel voort. Je kijkt naar je glimmende babyknuistje. Nee, dit is echt niet leuk en dan ga je ook nog dood ooit.
En dan komt het gelukkig. Met ongekende kracht gutst je avondmaal door de nacht. Opgelucht en ontredderd kijk je naar het resultaat. Je herkent de afzonderlijke ingrediënten van de met zorg klaargemaakte salade en je vraagt je af: kauw ik dan zó slecht?
Abonneren op:
Posts (Atom)