maandag, augustus 02, 2004

De enige echte ik

Toen wij de verrukkelijke leeftijd hadden dat alles nog mogelijk was, geloofden wij dat we de slimste, de sportiefste, de grappigste, de leukste waren. Toen kregen wij de minder verrukkelijke leeftijd dat we de waarheid begonnen te zien.
Oké, we waren best slim, maar er bestonden aantoonbaar slimmere mensen, ze zaten zelfs bij ons in de klas. We konden goed voetballen, maar het Nederlands elftal zouden we nooit halen (maar dat lag natuurlijk niet aan onze voetbalkwaliteiten). We maakten weliswaar voortdurend grapjes, maar volle zalen zouden we nooit trekken. En na weer een blauwtje, beseften we dat er zelfs over onze leukheid viel te twisten. Wat moest er nu van ons worden? Waar moesten we onze eigenwaarde in hemelsnaam uit halen? Daar hadden wij een ingenieuze hersenkronkel voor: we zijn allround, we hebben een unieke combinatie van eigenschappen. Verder zal er toch zeker niemand zijn die tegelijk zó slim, zo'n goede voetballer, zó grappig, zó leuk is?

We werden gesterkt in ons geloof door Chesney Hawkes' hit : The One and Only uit 1991. Nooit eerder stond een popliedje zo dicht bij onze belevingswereld.
Chesney leeft nog, hoorde ik van Remco, die onlangs een affiche van hem zag in Oxford. Je kunt hem persoonlijk melen, dat is toch geen goed teken: chesney@chesneyhawkes.co.uk. Hij werkt nog steeds in de muziek, maar het wordt nooit meer wat natuurlijk.

Geen opmerkingen: