maandag, januari 28, 2008

Unterbonny en Clélia van Moerle kopen een brood

De jonge vrouw onderbreekt haar bakwerkzaamheden en neemt plaats achter de toonbank. Ze heeft het witte mutsje afgezet, haar korte roodgeverfde haar valt plat op haar hoofd. In beide oorlellen priemt een zilveren knopje.
- Zegt u het maar.
- Een heel volkoren met sesam graag, zeg ik.
Ze neemt een brood, legt het op de snijder en pakt de hendel beet.
- Ongesneden, roep ik op een toon alsof ik dacht dat dat vanzelf sprak, 'dat scheelt ú weer een handeling.'
Blozend schuift ze het ongeschonden brood in een papieren zak. Dan wendt ze zich tot Clé:
- Kan ik u helpen?
Clé laat haar ogen spiedend door de bakkerswinkel gaan. Haar gretige blik gaat langs ambachtelijk bereide ouwewijvenkoeken, scones, appeltaarten.
- Hebben jullie geen brioches? ik zie ze nergens liggen.
De vrouw kijkt vertwijfeld om zich heen.
- Brioches, brioches, we hebben ze ooit een keer gehad, maar nee, we hebben ze niet standaard. Ze wordt nog roder dan ze al was, tot achter haar oren.
Clé trekt een mombakkes waarop afkeuring en teleurstelling om voorrang vechten.
- Jammer, dan hoef ik niets, bedankt.
We verlaten de winkel. Een beetje geschokt over onszelf lopen we naar huis.
Gemeen zijn, er kleven bezwaren aan, maar het is heerlijk en goedkoper dan drugs.

1 opmerking:

Anoniem zei

Überbonny und UnterClélia, ah!

Fred